De eerste Leidse speeltuinverenigingen zijn duidelijk verbonden met een aantal woningbouwverenigingen. Het gaat om die woningbouwverenigingen, die we zelforganisaties kunnen noemen. Dat zijn dan nog echte verenigingen, waar de leden het voor het zeggen hebben – de leden-bewoners én de woningzoekende leden. Zij zijn opgericht door arbeiders en woningzoekenden zelf, niet door mensen uit de midden- en hogere klassen, en ook niet door de overheid.
De Woningwet van 1901 maakt het mogelijk verenigingen op te richten om sociale woningen te bouwen. Werkmanswoningen (opgericht in 1891, nu Portaal) is in 1904 de eerste erkende woningbouwvereniging van Leiden (en Nederland!). Daarvan kunnen bewoners en woningzoekenden geen lid worden; het is een ‘heren’-club, met een gemeentelijke vinger in de pap. Vanaf 1912 verschijnt een hele reeks nieuwe Leidse woningbouwverenigingen, vooral zelforganisaties, vaak afkomstig uit de arbeidersbeweging en meestal met een levensbeschouwelijke of politieke kleur.
De socialistische Eendracht (nu: Sleutels) is in 1912 de eerste. Het politiek neutrale Ons Belang (nu: Sleutels) – voortgekomen uit een huuractie tegen huisjesmelkers – volgt in 1913. Dan zijn er De Eensgezindheid (1915, nu: Portaal) en Ons Doel (1918, nog zelfstandig), afkomstig uit de protestants-christelijke vakbeweging. De Tuinstadwijk (1915, nu: Sleutels) is officieel neutraal, maar wordt gedomineerd door socialistische arbeiders. Dat zijn de vijf zelforganisaties.
Er is ook een Rooms Katholieke bouwvereniging, De Goede Woning (1913, nu: Sleutels), maar die staat onder leiding van katholieke notabelen (plus een pastoor). Bewoners/woningzoekenden hebben er niets te vertellen. Datzelfde geldt voor de Gemeentelijke Woningstichting (1923, nu: Portaal).
Met uitzondering van De Eensgezindheid zijn de zelforganisaties direct en indirect betrokken bij de vroegste ontwikkeling van de Leidse speeltuinen. Lijken de speeltuinverenigingen in eerste instantie zelfs onderafdelingen van de woningbouwverenigingen, later wordt de band losser. Maar de band blijft sterk. Deze uit zich in persoonlijke betrokkenheid van bestuurders over en weer, maar ook in vaste financiële bijdragen – subsidies – van deze verenigingen aan de speeltuinen in ‘hun’ wijken. Dat gaat via hun CUMA-fondsen, fondsen voor culturele en maatschappelijke activiteiten.
Na de Tweede Wereldoorlog verandert de zaak langzaam maar zeker. De woningbouwverenigingen gaan op grote schaal bouwen in nieuwe wijken, worden steeds groter en onpersoonlijker. Ze lopen noodgedwongen steeds meer aan de leiband van de overheid. Die vindt dat de woningbouwverenigingen hun geld niet mogen besteden aan zaken die niet rechtstreeks met woningen te maken hebben. Het duurt een tijdje, maar uiteindelijk verdwijnen de CUMA-fondsen. De afstand tussen de woningbouw en de speeltuin wordt groter.
Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is er veel veranderd op het gebied van de sociale woningbouw. De woningbouwverenigingen zijn gefuseerd; alleen Ons Doel is nog zelfstandig. Het zijn geen ouderwetse verenigingen meer. Door wettelijke regels en richtlijnen zijn hun financiële mogelijkheden verkleind, hun werkterrein is verder beperkt. Even, rond 2000, wordt hun betrokkenheid bij de leefomgeving belangrijk gevonden, maar tegenwoordig hebben ze daarvoor nauwelijks mogelijkheden. Terwijl wonen toch wel meer is dan een huis huren: de leefomgeving is evenzeer belangrijk, en daarmee ook de speelruimte voor kinderen, zoals de pioniers op het gebied van de sociale woningbouw beseften. Wel heeft De Sleutels voor een fraai nieuw entreegebouw gezorgd voor Zuiderkwartier, toen ze in 2015 de oude woningen rond de tuin door nieuwe verving.