Op 11 augustus 1945 wordt in Zomerzorg (bij het Leidse station) een buurtvereniging opgericht voor de Professorenwijk. Dat is een echte middenklasse-wijk, al verschijnt er in de jaren vijftig nog een groot complex sociale woningen. Het voortouw ligt bij D. van der Kwaak, van 1946 tot 1958 wethouder in Leiden namens de protestants-christelijke partijen.
‘De Professorenwijk’ presenteert zich vooral als buurtvereniging, maar richt zich van meet af aan ook op activiteiten voor de jeugd. Ze organiseren uitstapjes en sportwedstrijden. De jeugd wordt ook nadrukkelijk betrokken bij de 4- en 5-meiviering, een belangrijke activiteit voor de vereniging.
Maar er komt in 1947 ook een speeltuin, al is het nog een bescheiden ‘speelweide’. Op verzoek van de vereniging komt daar een zandbak bij. Dit terrein ligt aan de Burggravenlaan, bij de brug die deze met de De Sitterlaan verbindt.
In 1949 komt er een clubhuisje bij deze speelweide, Sociëteit ’t Profje. Bij de opening daarvan krijgt de vereniging ook twee nieuwe speelwerktuigen. Kort daarna neemt men bovendien een volleybalveld in gebruik, voor de eigen volleybalclub. Zo groeit de eenvoudige speelweide langzaam uit tot een echte speeltuin.
Vanaf 1950 manifesteert de vereniging zich steeds nadrukkelijker als (buurt- en) speeltuinvereniging. Ze lopen mee in het defilé van alle speeltuinverenigingen op ‘Vader Klaren-dag’ (de landelijke speeltuindag) van 1950. Ze noemt zich voortaan ook buurt- en speeltuinvereniging. Ze wordt actief in de LBS. Ze heeft net als andere tuinen een ballet- en een toneelgroepje voor kinderen. Voor het toezicht op het spelen in de speeltuin, werft zij in 1955 een portier. Van een zekere spanning tussen het karakter van buurt- en van speeltuinvereniging, is nog wel sprake: binnen de LBS constateert men anno 1953 dat in ’t Profje jenever geschonken wordt. Dat kan toch niet…
De Professorenwijk ontwikkelt zich in ieder geval tot een echte speeltuinvereniging. Maar er zijn plannen voor de wijk. In 1961 besluit de gemeente dat op het speelterrein een kerk moet verrijzen, de huidige Vredeskerk. De speeltuin moet verhuizen en daarvoor zullen de volkstuinen aan de Van Vollenhovekade plaats moeten maken. Het leidt tot consternatie en discussie, maar in 1962/63 stelt de gemeente een groot bedrag beschikbaar voor de nieuwe speeltuin. Het zal een speeltuin worden waar “menig speeltuinvriend jaloers op zal zijn.”
In de zomer van 1964 is de tuin klaar, lijkt het. Maar de speeltoestellen zijn niet deugdelijk genoeg, constateert de gemeente. Uiteindelijk kan de speeltuin eind oktober toch in gebruik genomen worden.
Er is echter nog een probleem. Het clubhuis ’t Profje is niet mee verhuisd. Daardoor is toezicht eigenlijk niet mogelijk. Overleg hierover tussen ‘stadhuis’ en vereniging eindigt in “kortsluiting”. De LBS bemiddelt tevergeefs. Het resultaat is dat in 1967 de speeltuin er verlaten en verwaarloosd bij ligt. Oudere jeugd vernielt de toestellen, net zoals ’t Profje langzaam maar zeker gesloopt wordt.
De vereniging De Professorenwijk gooit in 1968 het bijltje erbij neer. Voortaan is ze uitsluitend buurtvereniging, geen speeltuinvereniging meer. De LBS neemt het beheer voorlopig over en verkoopt dagkaarten voor de speeltuin. Maar de gemeente besluit in 1969 dat het voortaan een openbaar speelterrein zal worden. Acht jaar later verdwijnt dat grotendeels door de uitbreiding van de tennisbanen in het Roomburgerpark.
Vele jaren later wordt vanuit de buurt weer een speeltuinvereniging opgericht: De Speelschans
–