Er verandert vanaf eind jaren tachtig veel meer. Algemene maatschappelijke veranderingen, al ingezet in de jaren zestig en zeventig, zetten door, maar er doen zich ook nieuwe ontwikkelingen voor. Tegelijk verandert de stad Leiden zelf ingrijpend van karakter. Het heeft gevolgen voor het speeltuinwerk. In de 21e eeuw dienen zich nieuwe uitdagingen aan naast vraagstukken die al langer spelen.
De Leidse samenleving en de speeltuinen
Terwijl in de jaren negentig veiligheid de praktische agenda van de speeltuin bepaalt, verandert de stad Leiden ingrijpend. Leiden is niet meer de verpauperde fabrieksstad die het in de jaren zestig en zeventig was. Niet alleen is de stad enorm opgeknapt door de stadsvernieuwing, de fabrieken verdwijnen en kennis wordt steeds sterker de motor van de Leidse economie – zichtbaar in de opkomst van het Leiden Bioscience Park.
De sociale gevolgen zijn groot. Was de gemiddelde Leidenaar vroeger arm, dat is steeds minder het geval. Ook het opleidingsniveau stijgt enorm. De groep hoog opgeleide Leidenaars (m/v) met een goed betaalde baan of een eigen bedrijf groeit. Daaronder zitten in deze eeuw ook veel zogeheten expats uit West Europa en de VS, vaak mét hun gezin.
Niet iedereen profiteert evenveel. Terwijl Leiden tegenwoordig meer hoge inkomens telt dan gemiddeld in Nederland, wonen er nog steeds meer dan gemiddeld mensen uit de laagste inkomensgroepen. Daaronder vind je ook veel voormalige arbeidsmigranten en anderen met een niet-westerse achtergrond. Door de gezinshereniging vanaf ongeveer 1980, verschijnen ook hun kinderen in de Leidse straten én speeltuinen.
Was Leiden rond 1970 sociaal een homogene stad, anno 2022 bestaan er grote verschillen in culturele achtergrond, opleidingsniveau, inkomen, taal en taalgebruik. De afstand, zelfs onderling wantrouwen, is soms groot. Deze verschillen doen zich soms ook voor binnen het werkgebied van één speeltuinvereniging.
De vraag is hoe deze verschillende groepen bij de speeltuinen te betrekken, vooral als vrijwilligers, zeker wanneer ze onbekend zijn met de speeltuintraditie. De kinderen komen vaak wel. Hoe belangrijk dat voor hun toekomst is, vertellen wethouder Jermoumi en Jantje Beton/LOS-directeur Ensberg uit eigen (Leidse) ervaring bij het LBS-jubileum op 26 augustus 2022.
De afgelopen jaren zijn hoger opgeleide ouders, soms zelfs expats, actief geworden in verschillende verenigingen, soms overigens met enige argwaan bekeken door de oude achterban. Het lukt echter slechts enkele speeltuinen vrijwilligers uit de armere migrantengroepen te trekken. Het onvermogen een brug naar deze groepen te slaan, speelt mede een rol bij het verdwijnen van Zonnestraaltje en De Vijfhoven, al is het niet de enige oorzaak.
Tweeverdieners, kinderopvang en computers
Er zijn meer algemene ontwikkelingen. Het aantal tweeverdieners neemt sinds de jaren negentig enorm toe, met gevolgen voor de kinderopvang. Terwijl het kinder- en jongerenwerk sinds de jaren negentig nagenoeg geheel is wegbezuinigd, heeft de kinderopvang zich stormachtig ontwikkeld. Dat heeft een opvallend effect voor veel speeltuinen. Althans: voor speeltuinen met een behoorlijk eigen clubgebouw.
Menige speeltuin verhuurt nu een deel van dat clubgebouw aan de kinderopvang. Daarmee spekken zij hun kas, zodat ze meer activiteiten kunnen ontplooien. En voor de opgevangen kinderen én het gebruik van de speeltuin is deze combinatie ideaal.
Dan is er de opkomst van de computer en de sociale media. Dat heeft gevolgen voor zowel het werk van de volwassenen als de vrijetijdsbesteding van de kinderen.
Wat de ouders betreft neemt het thuiswerk toe. Dat heeft gevolgen voor hoe kinderen thuis worden opgevangen. Dat geldt nog sterker voor het groeiend aantal ZZP-ers. Vaak is één van de ouders thuis en kan met kind(eren) naar de speeltuin; zo nodig gaat zelfs het (computer)werk mee.
Aan de andere kant gamen kinderen veel, of kijken filmpjes op TV, computer of mobiele telefoon. Ook sociale contacten onderhouden ze vooral vaak via een beeldscherm. Buitenspelen – en dus samenspelen en bewegen – lijkt daardoor meer en meer een zaak van de allerkleinsten te worden. Een uitdaging voor de speeltuinen.
In de speeltuin
Veel speeltuinen veranderen bij de uitvoering van het Deltaplan en daarna. Diverse speeltuinen zorgen ervoor dat ook kinderen met een geestelijke of lichamelijke handicap er kunnen spelen. Vroeger was daar niet of nauwelijks aandacht voor. Ook kiezen enige tuinen voor een meer avontuurlijke inrichting, waar grote en kleine speeltoestellen minder overheersen dan vroeger.
Daardoor zijn er grote verschillen tussen speeltuinen ontstaan. Zeker wanneer kinderen niet op eigen gelegenheid naar de speeltuin gaan, maar met een (groot)ouder, wordt niet altijd meer automatisch de speeltuin in de buurt gekozen, maar die welke kind en ouder het aantrekkelijkst vindt.
Dat geldt vooral de kleintjes. De groep jonge en heel jonge kinderen is de laatste jaren gegroeid. Dat is ook te zien in de speeltuinen. Weliswaar waren er al vroeger dingen voor de allerkleinsten – een ondiep zwembadje bijvoorbeeld – er komt steeds meer bij voor peuters en kleuters.
Clubhuizen en buurthuizen
In veel clubhuizen van de speeltuinen vinden meer activiteiten plaats dan lang het geval is geweest – voor zover aanwezig of geschikt tenminste. Veel buurthuizen zijn wegbezuinigd, de resterende zijn soms (te) ver weg. Regelmatig kloppen mensen en organisaties die iets willen organiseren, aan bij de speeltuinverenigingen: kaartclubs, taallessen, creatieve clubs, yoga- of bewegingsclubs, allerlei cursussen, gezellige avonden. Of natuurlijk de buurtvereniging. Soms gaat het om vrijwilligers, soms om ZZP-ers, soms om professionele organisaties. In veel speeltuinen wordt het vacuüm gevuld dat sinds de jaren negentig ontstaan is.
Aan de andere kant zijn er initiatieven om de speeltuin weer aantrekkelijk te maken voor alle kinderen van de basisschoolleeftijd, zelfs de wat oudere jeugd. Men probeert plekken te creëren waar tieners zich prettig voelen. En er is weer sprake van clubjes en andere activiteiten, gericht op alle basisschoolkinderen. Het gaat dan bijvoorbeeld om kindertheater, dans- en muziekvoorstellingen , maar ook om workshops techniek (incl. elektronica!) en creatieve activiteiten. De LBS vergoedt een groot deel van de kosten .
De vraag is of de speeltuinen een echte buurthuisfunctie moeten vervullen. De eerste speeltuinverenigingen waren tegelijkertijd buurtverenigingen, maar dat is definitief verleden tijd. Ze bestaan naast elkaar en tegenwoordig werken ze doorgaans in goede harmonie samen. De meeste speeltuinen willen noch kunnen de rol van de vroegere, door professionals gerunde buurthuizen overnemen. Zij beheren de speeltuin en organiseren activiteiten voor kinderen. Verder faciliteren zij initiatieven uit en voor de wijk: die kunnen in het clubhuis terecht, tegen een vergoeding natuurlijk. Wel is het (nog steeds) zo dat sommige speeltuinverenigingen behalve kinderactiviteiten ook een paar keer per jaar een activiteit voor alle buurtbewoners organiseren. Het clubhuis voelt misschien als een buurthuis, maar het werkt toch heel anders.
Hoe verhouden de speeltuinen zich tot het hedendaagse welzijnswerk en de nog bestaande buurthuizen? Het beeld is wisselend. Soms is er sprake van een zekere concurrentie tussen buurt- en clubhuizen. Soms is er sprake van goede samenwerking en gezamenlijke initiatieven. Soms is het buurthuis zo ver weg dat er geen contact is. Of zijn het toch verschillende werelden.
Wat niet helpt, is dat het welzijnswerk om de paar jaar opnieuw wordt uitbesteed (ook een ontwikkeling van de laatste twintig jaar). Weliswaar wordt het personeel dan merendeels overgenomen, een nieuwe welzijnsorganisatie is toch iedere keer weer wennen. Wat in ieder geval structureel is, is dat een van de ‘buurtcoaches’ met de LBS de Leidse speeltuinen ondersteunt.
Veilig en opvoedkundig verantwoord
Behalve om veilig spelen gaat het speeltuinverenigingen vanouds om opvoeden. Spelen op straat was niet enkel onveilig, maar ook opvoedkundig onverantwoord.
Dat vinden we niet meer. Al zijn er nog steeds mensen die klagen over overlast van kinderen, zodra die zich buiten vertonen met een bal, of in paniek raken door rondhangende tieners. Ook vuil worden door spelen vinden we niet erg meer. Veel ouders zijn allang blij dat kinderen buitenspelen in plaats van achter een TV- of ander beeldscherm te hangen, waar dan ook. Echter, op straat is het nog steeds simpelweg niet veilig, in de speeltuin wel, los van de vele andere aantrekkelijkheden ervan.
Opvoedkundige waarden spelen nog steeds een rol in het speeltuinwerk. Naast de bestrijding van baldadigheid ging het om samen spelen, samenwerken, een gemeenschap vormen. Nu heet dat inclusiviteit. Niemand uitsluiten omdat die er anders uitziet, of zich anders gedraagt, vanwege een handicap, een ander kleurtje, of een andere sociale of culturele achtergrond. Respect voor elkaar hebben, ongeacht de verschillen. Dat zijn belangrijke normen, maar de waarden die er achter liggen, zijn niet eens zo anders dan vroeger.
De omgang met de jeugd is sinds de jaren zestig veranderd. We nemen kinderen serieuzer, tot aan onderhandelingen met kleine kinderen aan toe. Kinderen bieden weerwoord en doorgaans accepteren we dat. Toch moeten kinderen regelmatig gecorrigeerd worden, wanneer zij dingen vernielen, andere kinderen pesten, pijn doen of buiten sluiten. Veilig spelen is natuurlijk ook sociaal veilig!
Als een (groot)ouder erbij is, is dat in de eerste plaats diens verantwoordelijkheid – hoogstens kan deze erop gewezen worden. Wanneer dat niet zo is, zal de portier of een vrijwilliger dat moeten doen. Met de toegenomen mondigheid van kinderen en jongeren, is dat niet altijd even makkelijk (al moeten we de weerspannigheid de jeugd van vroeger ook niet onderschatten). Een barse stem of politiepet maakt in ieder geval geen indruk meer.
Het is een van de grotere uitdagingen van het speeltuinwerk anno nu, hoe je dit soort zaken – inclusiviteit, respect, correcties van onwenselijk gedrag – in de dagelijkse praktijk kan realiseren.
Er is nog een laatste facet, namelijk gezondheid, ook iets dat de pioniers belangrijk vonden. Buitenspelen is bewegen en dat is sowieso gezond, zeker in deze tijd van beeldscherm-ogen en toenemende obesitas. Maar roken en alcohol drinken zijn evenzeer bedreigingen van de gezondheid en rokende en drinkende ouders en medewerkers zijn (opvoedkundig) een slecht voorbeeld. De afgelopen jaren is dan ook het roken en drinken van alcohol verboden op de speeltuin. Het was wel even wennen voor de oude getrouwen…
De vraag die dan direct oprijst is: wat doen we met alle zoetigheid die in de speeltuinen verkocht wordt?
Kortom: uitdagingen en vragen genoeg. De speeltuinwereld is net de echte samenleving, constant in verandering. Maar de bottom-line is na honderd jaar nog steeds dezelfde: hoe zorgen we er samen voor dat kinderen veilig en verantwoord kunnen spelen. Duizenden Leidse kinderen vinden het antwoord ieder jaar weer in een van de Leidse speeltuinen.