Hoofdstuk 6 Een Deltaplan

Deltaplan ontwerp 2015

Het Leidse speeltuinwerk heeft de moeilijke jaren tussen 1965 en 1985 goed overleefd. Dat betekent niet dat de speeltuinen het makkelijk hebben. Grote problemen rijzen op wanneer de veiligheidsnormen worden verscherpt, begin jaren negentig, maar later ook weer. Uiteindelijk weet men aan de middelen te komen om dit oplossen. Dat heeft ook gevolgen voor de verhouding en rolverdeling tussen gemeente en de speeltuinen en de positie van de LBS.

Nieuwe speeltuinen, veilige speeltuinen

Dat de speeltuingedachte in Leiden sterk bleef leven, blijkt al uit de oprichting van de verenigingen in de Merenwijk en Stevenshof in de jaren tachtig. In de jaren negentig zijn er opnieuw nieuwe initiatieven. Of eigenlijk: verdwenen speeltuinen keren in nieuwe vorm terug. De herinnering eraan leeft nog steeds.

In 1992 wordt De Doorbraak [ opnieuw opgericht, wanneer de wijk tussen Hooigracht en Zijlsingel weer volgebouwd is met sociale woningen en er opnieuw kinderen wonen. In 1997 wordt De Speelschans [link] opgericht door bewoners van de Burgemeesters- en Professorenwijk en Rijndijkbuurt, eigenlijk de opvolger van zowel Rondom de Watertoren [link] als Professorenwijk [link]. Haar werkgebied wordt later nog groter door de nieuwbouw in Roomburg. Er verschijnt trouwens nog een nieuwe vereniging in 1993, het Zonnestraaltje [Link], bij het Jac. Urlusplantsoen. Maar die speeltuin bestaat al: ze draait tot dan onder de hoede van De Vijfhoven [link] aan de Hoflaan.

Kinderen Speelschans 1996 WL
Kinderen op de plek waar de nieuwe speeltuin De Speelschans zal verrijzen, anno 1996. Ze moesten nog even wachten. Foto: Wim Lamboo]

Het duurt een tijd voor de twee nieuwe speeltuinen, Doorbraak en Speelschans, opengaan. Dat hangt samen met een nieuw probleem voor alle speeltuinen en in het kielzog daarvan veranderingen in de relatie met de gemeente. Begin jaren negentig worden Europees nieuwe veiligheidseisen vastgesteld voor speelterreinen. De LBS voorziet dat het tonnen gaat kosten om ervoor te zorgen en roept de hulp van de gemeente – in 1994 blijkt dat het om 1,8 miljoen gaat. De gemeente (wethouder Laurier) is bereid te investeren, maar kan lang niet alles ophoesten.

Inspectie 1996
Deskundige A. Bezemer controleert in 1996 de toestand van de Leidse speeltuinen. Het viel mee. Foto: Loek Zuyderduyn/LD]

Driftig gaat de LBS aan de slag om sponsoren en subsidies te verwerven. De Zijlbedrijven (DZB, sociale werkvoorziening) wordt ingeschakeld voor de werkzaamheden. Ondertussen stelt de gemeente ook – voor het eerst – een speelruimtebeleidsplan op. Wanneer dat in 1996 verschijnt, wordt de mogelijkheid open gehouden dat er speeltuinen moeten sluiten. Gelukkig blijkt snel dat geen enkele Leidse speeltuin zo onveilig is, dat dit moet. Maar er moet zeker veel gebeuren. Bovendien worden in 2001 de veiligheidseisen nog eens aangescherpt.

Een Deltaplan

Voor deze tijdrovende en dure operatie wordt samen met de NUSO een groot renovatieplan opgesteld. Dat wordt het Deltaplan genoemd, om de urgentie en veelomvattendheid van wat moet gebeuren te benadrukken. Dat plan beschrijft de voorwaarden voor de renovaties van alle speeltuinen. Er worden naast de veiligheid echter ook nieuwe zaken geagendeerd, zoals de toegankelijkheid voor minder validen. Bovendien is het de bedoeling de kinderen zelf meer te betrekken bij de keuze van de toestellen.

Financieel is het uitgangspunt dat de gemeente de helft van het bedrag ophoest. De rest moet komen uit fondsenwerving en het eigen vermogen. Uiteindelijk deelt voorzitter Clemi Frankhuizen in 2004 mee dat alle middelen binnen zijn voor de uitvoering van het Deltaplan.

Er zijn dan al speeltuinen aangepakt, de andere gaan de volgende jaren op de schop. Sommige kiezen daarbij voor een totaal andere opzet, met naast toestellen ook een avontuurlijk deel met veel water en zand. De pioniers uit de jaren twintig zullen dat niet gewaardeerd hebben, de huidige jeugd vindt het fantastisch, vooral de kleintjes.

En dat moet ook gezegd: onder de kinderen die de speeltuinen bezoeken zijn ook steeds meer peuters en kleuters te vinden. Meestal onder toezicht van een van hun ouders of grootouders, kunnen zij veilig buitenspelen in de Leidse speeltuinen.

De speeltuinen, de gemeente en de LBS

De acties en financiële bijdragen van de gemeente vanaf de vroege jaren negentig, laten zien dat de gemeente de speeltuinen is gaan omarmen. De gemeente gaat ook een belangrijker rol spelen. Rond 2000 is de situatie ontstaan dat de DZB verantwoordelijk is voor de veiligheid en dat zij het onderhoud van de speeltuinen doet. Ruim tien jaar later verandert wethouder Van Gelderen het een en ander. De dienst Stedelijk Beheer krijgt de regie, de DZB voert alleen nog maar uit. Maar tegelijkertijd wordt onderhoud, vernieuwing en investeren in de speeltuinen onderdeel van het gemeentelijk Meerjaren-Investerings-Programma (MIP).

DZB aan het werk
Medewerkers van de DZB aan het werk in een speeltuin [2007]

Tot in de jaren negentig is het onderhoud, de vervanging en de plaatsing van nieuwe speeltoestellen een zaak van de vrijwilligers van de TOC van de LBS (zie vorig hoofdstuk). In de gegroeide nieuwe systematiek is dat geen taak meer voor de LBS. De LBS vindt dat niet erg, want via het MIP zijn de financiële middelen voor de speeltuinen voor het eerst in de geschiedenis voor langere tijd gewaarborgd. Bij diverse speeltuinen wordt nog wel gemopperd, omdat het door de nieuwe procedures soms erg lang duurt eer het een en ander geregeld is.

De LBS zit natuurlijk nog steeds om tafel met de gemeente om te kijken of dingen beter kunnen. Maar men kan zich verder vooral concentreren op het inhoudelijk ondersteunen van de (zelfstandige) speeltuinen en hun vereniging. Het gaat daarbij om zaken als het werven en begeleiden van bestuurders en andere vrijwilligers, het ontwikkelen van activiteiten en dergelijke. De LBS helpt daarnaast ook bij de invoering van alle verschillende overheidsmaatregelen die gevolgen hebben voor het besturen van verenigingen.

Buitenspelen en de toegankelijkheid van speeltuinen

Het Speelruimtebeleidsplan van 1996 bevat meer zaken die van belang zijn voor de speeltuinen. Het gaat niet alleen over speeltuinen. Veel aandacht is er voor buitenspelen op straat, van kleine kinderen tot de indertijd gevreesde “hangjongeren”. De gemeente gaat actief deelnemen aan de jaarlijkse, landelijke Buitenspeeldag. Dat is meer een initiatief van Jantje Beton dan van de NUSO, maar langzaam maar zeker groeien die twee organisaties naar elkaar . Ook buiten de speeltuin moeten kinderen veilig buiten kunnen spelen.

Richting de speeltuinen maakt de gemeente zich vooral druk om de openstelling. Men constateert dat diverse speeltuinen gesloten zijn, juist wanneer kinderen vrij zijn. In het weekend bijvoorbeeld. Sommige speeltuinen hebben daarvoor te weinig vrijwilligers, anderen steunen te veel op de WSW-portier, en die heeft als werknemer in het weekend vrij. Ook het gebrek aan activiteiten in de vakantie is een punt van kritiek.

Over de koppeling van lidmaatschap en gratis toegang [link toegang] laat het Speelruimtebeleidsplan zich niet uit. Wel keert de gemeente zich sindsdien tegen de hoge hekken om speeltuinen, zoals de nieuwe verenigingen Doorbraak en Speelschans merken.

Tien, twintig jaar later wordt die koppeling wel ter discussie gesteld. Het ideaal van de gemeente wordt nadrukkelijker dat de speeltuinen 24 uur per dag open zijn, zeven dagen per week, zonder hek eromheen. En dus gratis toegankelijk voor iedereen, zodat geld geen drempel meer is.

Het speelbeleid wordt in 2017 vastgelegd in een nieuw beleidskader. Daarin wordt buitenspelen in een bredere maatschappelijke context geplaatst. Ambitieus uitgangspunt is dat tien procent van de oppervlakte in een wijk potentiële speelruimte moet zijn. Dat is een hoge norm. Er staat ook het nodige in over de buurtfunctie van speeltuinen en over inclusiviteit – daarop gaan we het volgende hoofdstuk in.

Speeltuin-zuiderkwartier-leiden
Door corona waren er even geen kinderen in de Leidse speeltuinen. Daarna waren ze tijdelijk gratis. Dat voedde de discussie. Foto: speeltuinvereniging Zuiderkwartier]

Mooie gedachten, maar veel verenigingen steigeren bij het idee dat toegang eigenlijk gratis zou moeten zijn. Ze zien het als tijdbom onder de verenigingen, financieel, maar ook wat betreft de binding met de ouders en daarmee het vrijwilligerswerk. Tijdens de Corona-epidemie van 2020-2021 steunt de gemeente de speeltuinen financieel, op voorwaarde dat ze in die tijd gratis toegankelijk zijn. Het heeft de discussie opnieuw losgemaakt, ook – in LBS-verband – tussen de speeltuinen onderling.

Problemen

Grote investeringen en (financiële) borging van het speeltuinwerk zijn niet voldoende om het voortbestaan van speeltuinverenigingen te garanderen. De afgelopen vijfentwintig jaar zijn zelfs een aantal speeltuinen verdwenen.

In 1997 houdt speeltuinvereniging Groenoord op te bestaan. Het is op zich een gezonde vereniging, maar de gemeente heft het buurthuis op, dat tegelijk ook het clubhuis van de vereniging is. De speeltuinvereniging ziet geen mogelijkheid door te gaan.

Zonnestraaltje
Speeltuin Het Zonnestraaltje in betere tijden]

Het Zonnestraaltje en De Vijfhoven verdwijnen ruim vijftien jaar later. Eerst wordt het beheer van het Zonnestraaltje door de vereniging in de handen van de stichting Thuis op Straat (TOS) gelegd. In 2019 worden de hekken verwijderd en wordt het een open speelplaats. Ook De Vijfhoven komt in de problemen. Men weet in 2011 geen nieuw bestuur te formeren. Ook hier springt TOS in het vacuüm. TOS barst van de ambitie met de speeltuin. Maar wanneer ze bij de uitbesteding van het Welzijnswerk in 2020 buiten boord valt, is dat eigenlijk het definitieve einde. Op 1 januari 2022 brandt het oude clubhuis af…

Daar staat een filmpje van op sleutelstad.nl

Meer verenigingen kampen de afgelopen jaren met het probleem van bestuurlijke continuïteit en voldoende vrijwilligers. Sommige bestuurders zijn al tientallen jaren actief en hebben moeite nieuw bloed binnen te halen. Bij een aantal speeltuinen is dat de afgelopen jaren gelukt met hulp van de LBS, bij enkele andere is het probleem anno 2023 actueel. Een medewerker van welzijnsorganisatie Incluzio, ‘buurtcoach’ Léon Kloos, biedt daarbij trouwens ondersteuning aan de LBS en de betreffende speeltuinen.

De ontwikkelingen vanaf het eind van de jaren tachtig vinden plaats tegen de achtergrond van grote maatschappelijke veranderingen. Voor een deel laat dit zich terugzien in ontwikkelingen die in dit hoofdstuk genoemd zijn. Die maatschappelijke veranderingen leiden ook tot veranderingen in het speeltuinwerk zelf en tot (nog meer) nieuwe uitdagingen. Dat komt allemaal aan de orde in het laatste hoofdstuk .