Hoofdstuk 2 De eerste speeltuinverenigingen

In de nieuwe arbeiderswijken

De nieuwe arbeiderswijken – Tuinstadwijk, Plan Noord, De Kooi, Zeeheldenbuurt, Haagwegkwartier – verschijnen vanaf ongeveer 1918. Een hoofdrol spelen woningbouwverenigingen die zijn opgericht en geleid worden door arbeiders zelf. Of ze nu een christelijke, socialistische of neutrale achtergrond hebben, het gaat om bewuste arbeiders, meestal georganiseerd in vakbonden en politieke partijen. Ze zijn in doorsnee hoger geschoold en verdienen wat meer dan de mensen die in de volkswijken in de binnenstad achterblijven.

Het Kooipark met rechts woningen van De Eendracht en links de gewraakte zandbak (ELO)

In deze wijken legt de gemeente wel wat speelvoorzieningen aan: zandbakken. Dat valt niet goed. De “heren op het stadhuis [hebben] nog geen besef van de invloed op het komend geslacht van de wijze waarop de jeugd zich buiten de woning vermaakt en opgevoed wordt”, schrijft woningbouwvereniging De Eendracht in 1921. Zandbakken zijn onvoldoende en geven veel rotzooi. De termen vermaak en opvoeding zijn belangrijk. Die combinatie staat centraal bij de nieuwe buurt- en speeltuinverenigingen.

De eerste speeltuinvereniging, Zuiderkwartier, komt voort uit de woningbouwvereniging Ons Doel. Het is ook lang een onderafdeling daarvan. De trekker is Ons Doel-voorzitter Karel West. Hij is ook de man met de ideeën over het speeltuinwerk.

Kinderen met melkboer in de Lindestraat, woningen van Ons Doel (part.coll.)

In september 1927 vertelt hij daarover, en over Zuiderkwartier, op een vergadering in Plan Noord. Die is belegd door woningbouwvereniging Ons Belang, met het doel een buurtvereniging op te richten. Dat wordt de buurt- en speeltuinvereniging Noorderkwartier . Ons Belang bouwt ook in het Haagwegkwartier en ook daar wordt een jaar later eenzelfde vereniging opgericht, Westerkwartier . Weer houdt West de inleiding. In 1929 gaat het op dezelfde manier in De Kooi. Hier wordt op 28 augustus Oosterkwartier opgericht. Opvallend, maar niet verrassend: bij alle vier verenigingen worden bestuurders van de betrokken woningbouwverenigingen voorzitter of secretaris.

Een programma

Op 1 september 1928 in de Leidse kranten een ingezonden brief van Zuiderkwartier. Het is eigenlijk de missie en het programma van de nieuwe speeltuinbeweging. De vereniging is “de belichaming van een complex van gedachten, werkzaam te willen zijn voor de jeugd, waar gezin en school tekort schieten, hierdoor paal en perk te stellen aan de bandeloosheid en baldadigheid der jeugd.” De kern is een behoorlijk afgesloten en goed verzorgd speelterrein, voorzien van spelmateriaal waar zowel de “kleinere als grootere” jeugd onder leiding wordt beziggehouden. Zo’n speeltuin moet bij de grote arbeiderscomplexen liggen.

Men wil daarnaast veel meer activiteiten ontplooien. Cursussen en clubjes: muziek, zang, huisvlijt, “goede sport”, alles onder begeleiding. Die (bege)leiders moeten uit de arbeidersbevolking worden gevormd. En ten slotte moet er ontspanning zijn (“onder behoorlijk toezicht”), zoals een vakantie-kinderfeest, St. Nicolaasfeest en turnfeest.

De speeltuinverenigingen willen dus een breed scala aan activiteiten bieden, voor jonge én oudere kinderen, die zowel op plezier en ontspanning, als op vorm en opvoeding gericht zijn. En de arbeiders-bewoners doen dat zelf, niet meer goedwillende dames uit de gegoede burgerij.

Zoektocht

Allemaal mooie plannen, maar voorlopig is er geen terrein en geen geld. Erg behulpzaam blijkt de gemeente niet. Eigenlijk geven alleen de sociaaldemocraten (SDAP, voorloper PvdA) hun steun. Even lijkt het erop dat het Westerkwartier zelf lukt. Hoewel niet ideaal, kan men in juni 1929 een terrein van een particulier huren. De vreugde is van korte duur. De eigenaar zegt de huur al snel op.

Ondertussen organiseren de verenigingen wel alvast allerlei activiteiten. Ze houden St. Nicolaasfeesten in zalen in de stad. Ze verzorgen in de zomer uitstapjes naar Oud-Hortuszicht – in optocht, met een muziekkorps voorop – of zelfs naar Haarlem en omgeving. Honderden kinderen doen eraan mee. Ook organiseren ze propaganda-avonden. Die hebben een officieel gedeelte en zijn mede bedoeld om geld in te zamelen. Maar er zijn ook optredens en er wordt volop gedanst op (jazz)muziek. Het zijn echte buurtfeesten, maar dan in een van de vele zalen in de stad.

Voordat de speeltuinen er waren, gingen de kinderen regelmatig met de vereniging naar Oud Hortuszicht (part.coll.)

De eerste speeltuinen gaan open

In januari 1930 is er het eerste resultaat. Het gemeentebestuur is bereid middelen en grond beschikbaar te stellen aan Zuiderkwartier, namelijk bij de Seringenstraat. De gemeente zal het terrein egaliseren, afrasteren en voorzien van een stenen portiersloge, toiletten voor jongens en meisjes, een afdak om onder te schuilen en de onvermijdelijke zandbak. Zuiderkwartier zorgt zelf voor de speelwerktuigen en de exploitatie van het geheel. Daarvan moet Zuiderkwartier wel verantwoording afleggen. Bovendien moet de gemeente kunnen beschikken over het terrein voor feesten, tentoonstellingen en voor sport en spel van de lagere scholen. Voetballen is verboden. Er worden afspraken gemaakt over toegang, lidmaatschap en entreegeld.

In de pers was volop aandacht voor de opening van de speeltuinen, hier Zuiderkwartier in de Panorama (ELO)
Oosterkwartier in 1934, met de portiersloge, de zandbak, de glijbaan en schommels. Op de voorgrond de lijnen van het sportgedeelte (ELO, uitsnede)

De overeenkomst wordt het model voor die met de andere verenigingen. Al in juni 1930 is er een overeenkomst met Westerkwartier, in oktober 1931 met Noorderkwartier en in 1932 met Oosterkwartier.

In juni 1931 worden de eerste twee speeltuinen feestelijk geopend. Op 25 juni is Westerkwartier de eerste. Twee dagen later volgt Zuiderkwartier. De speelwerktuigen zijn grotendeels door de bestuurders en vrijwilligers zelf gemaakt. De vreugde is groot en de kinderen bestormen de nieuwe speelwerktuigen. Een jaar later, op 16 juli 1932, gaat Noorderkwartier open aan de Anna van Saksenstraat en op 12 november is het de buurt aan Oosterkwartier.

Maar de speeltuin van Westerkwartier is eigenlijk niet in orde. Het ligt een eind buiten de wijk. Erger: er is geen water of een toilet. In 1935 wordt de speeltuin verplaatst naar haar huidige locatie aan de Da Costastraat.

Maar er blijft veel te wensen over

Zo verrijzen begin jaren dertig de eerste echte speeltuinen in Leiden. Ondanks de moeilijke tijden: het is immers volop crisis. Toch stelt het Leidse stadsbestuur nu wel middelen beschikbaar. Het ziet in dat speeltuinen van algemeen belang zijn. Maar wat de gemeente wil uitgeven, is lang niet voldoende. Er mankeert het nodige aan de verharding bij Zuider- en Oosterkwartier en het duurt jaren voor het verholpen is. De gemeente wil geen verlichting aanbrengen in de portiersloges en al helemaal geen betaalde portiers. Evenmin wil zij de “onschoolsche activiteiten” steunen: de zang-, dans- en toneelclubjes die de speeltuinen opzetten. Zuider- en Oosterkwartier kunnen een tijdje een ruimte huren – een tijdelijke en prijzige oplossing – maar van clubhuizen is geen sprake. Subsidie is taboe voor de gemeente, tot ontzetting en grote teleurstelling van de speeltuinverenigingen.

Kinderen huldigen het bestuur van Zuiderkwartier: het doel was bereikt. Maar er bleef nog veel te wensen over… (Coll. Zuiderkwartier).