Toegang en lidmaatschap

Word-Art-1

Een van de onderwerpen waar vandaag de dag binnen de Leidse speeltuinbeweging over wordt gesproken, is de koppeling van lidmaatschap van de vereniging en toegang. Leden (en vooral hun kinderen) kunnen gratis naar de speeltuin, anderen betalen een klein bedrag. De gemeente ziet het entreegeld echter als een drempel. Veel speeltuinbestuurders zien het afschaffen van die koppeling als een bom onder het speeltuinwerk. Anderen voelen er wel voor en zien meer in een vrijwillige bijdrage.

Oorsprong

De koppeling is oud. Ze dateert van de allereerste bijdrage van de gemeente aan de inrichting van een speeltuin, van Zuiderkwartier, in 1930. In de gemeenteraad ontstaat discussie. Is het wel terecht zowel gemeenschapsgeld te steken in een voorziening die alleen toegankelijk is voor leden? Aan de andere kant moet het wel aantrekkelijk zijn om lid te worden van de vereniging. Het christelijke raadslid A. van Rosmalen (bestuurslid van Ons Doel , suggereert het te regelen via het entreegeld. De wethouder spreekt dat niet tegen. Zo wordt de koppeling een feit.

Opening Zk ZW
De opening van Zuiderkwartier in 1931. Bij de discussie over de financiering ervan wordt de koppeling gelegd tussen lidmaatschap en entreegeld (Zuiderkwartier)

En eigenlijk is die praktijk sindsdien niet meer ter discussie gesteld, tot de afgelopen twintig jaar. Keer op keer is het belang van de vereniging, en daarmee de binding met de vrijwilligers, benadrukt. Ook speelt een rol dat bij afschaffing van deze koppeling, de verenigingen financieel gecompenseerd zouden moeten worden.

Open (of vrije) speelterreinen

Dat wil niet zeggen dat de gemeente geen belang hecht aan volledig openbare speelvoorzieningen. Daar doet men al sinds de Eerste Wereldoorlog aan. Het oordeel daarover is niet bijster positief. In 1952 constateert het communistische raadslid Boezaard dat de openbare speelterreinen in slechte toestand zijn. Hij pleit ervoor die terreinen aan de speeltuinverenigingen te geven.

Toch verschijnen tijdens de naoorlogse jaren steeds meer kleinere speelplekken bij de nieuwbouw. Dat kan ook door de bouw van flats, met daaromheen meer open ruimte. In 1967 wordt een plan vastgesteld om binnen vijf jaar een fiks aantal grote, vrije speelgelegenheden aan te leggen. Wethouder Sannes (PvdA) haast zich te benadrukken dat daarnaast het georganiseerde speeltuinwerk genoeg bestaansrecht heeft.

2-Openbare-Brahmslaan-ZW
Opening van een openbare speeltuin bij de Brahmslaan in de jaren zestig (C. van Heijningen)

De speeltuinwereld is wantrouwig. Ze ziet geen heil in dit soort voorzieningen – die worden zonder toezicht toch vernield. Tegelijkertijd voelt ze zich bedreigd. Ze zien in de ontwikkeling in de Professorenwijk, waar de speeltuin een vrij speelterrein wordt wanneer het niet lukt een nieuw bestuur te vormen, een bevestiging van hun vrees.

Aan de koppeling wordt echter niet getornd, in ieder geval bij bestaande verenigingen. Ook niet in het Speelruimtebeleidsplan van 1996, dat een nieuwe impuls geeft voor de jeugd in de openbare ruimte, door de aanleg van meer avontuurlijke speelplekken en plekken voor de zogenoemde ‘hangjongeren’. Wel wil men een meer open uitstraling van de speeltuinen, bijv. door niet langer hoge hekken te plaatsen. Waar dat gerealiseerd is, levert het wel problemen op met overlast door jongeren (en volwassenen!). In ieder geval zolang die jongeren geen eigen plek hebben in de buurt. Anders is een speeltuin een ideale ‘hangplek’.

Entreegeld ter discussie

De nieuwe speeltuinen Doorbraak en Speelschans krijgen echter ook te maken met de wens het entreegeld helemaal af te schaffen. Uiteindelijk krijgen die niet alleen géén hoge hekken, ook de toegang wordt gratis, los van het lidmaatschap van de vereniging. Overigens vindt speeltuinvereniging Groenoord in 1996 zelf al dat hun tuin ook voor kinderen van niet-leden gratis toegankelijk moet zijn.

De Covid-pandemie van 2020-2021 heeft de discussie weer losgemaakt. Omdat speeltuinen gezien worden als “publieke ruimte’, moeten ze dicht. Door een juridische truc – ze openbare gebied te noemen – kunnen ze weer snel open. Maar het betekent wel dat er géén entree mag worden geheven (en dat de clubhuizen dicht blijven). De gemeente geeft een financiële compensatie. De Covid-maatregelen zijn ondertussen verdwenen, maar de oude praktijk is niet overal teruggekeerd. Bijvoorbeeld de Vogelenwijk is overgegaan tot een vrijwillige bijdrage voor de toegang. Ook de toegang tot Oosterkwartier is gratis.

3-Open-Vogelenwijk
De kinderen van de Vogelenwijk nodigen in 1996 iedereen uit te komen spelen. Sinds 2022 wordt daarvoor een vrijwillige bijdrage gevraagd (Wim Lamboo)

Veel speeltuinbestuurders zijn huiverig over deze ontwikkeling. Het gaat hen daarbij deels om het wegvallen van inkomsten – en dus een nog grotere afhankelijkheid van gemeentesubsidie. Het gaat hen echter ook om de binding, de betrokkenheid van (ouders van) bezoekers met de speeltuin. Die is onder meer belangrijk omdat het speeltuinwerk draait op vrijwilligers. Het moet toch op een of andere manier voordelig zijn om lid te worden van de vereniging? En lidmaatschap is een eerste stap naar betrokkenheid en een actieve inzet als vrijwilliger.

De discussie is voorlopig niet voorbij.